Veel data, weinig wol: Hoe digitalisering ons steeds dommer en onverschilliger maakt
De digitale kloof
moet worden gedicht, riepen politici en beleidsmakers jarenlang. Maar nu ook
minder kapitaalkrachtige groepen met een smartphone rondlopen, dienen zich nieuwe
problemen aan. Worden we betere mensen door de exponentiële groei van de data
die we met z’n allen uitwisselen?
Het is een veel gehoorde klacht in het onderwijs: feiten
voor 1995 komen nauwelijks voor in werkstukken en de wél aangedragen feiten
zijn altijd dezelfde, uit hun verband gerukte, kreten. Dat krijg je als je een
werkstuk bij elkaar googelt of Wikipedia serieus neemt. Het zou tot daaraan toe
zijn wanneer alleen basisschoolleerlingen zo slordig met informatie omsprongen,
maar het probleem is fundamenteler.
Op de burelen van kranten en tijdschriften wordt nauwelijks
nog gebruikgemaakt van een papieren archief. Als het maar te googelen is, dan
is het waar. En wanneer het niet op internet staat, dan is het tijd voor het
volgende voorgekookte persbericht…
Google-syndroom
Een voorbeeld uit de praktijk. Onder de kop ‘Gegoochel met
reputaties’ schrijft activiste Eveline Lubbers in het tijdschrift Kleintje
Muurkrant (oktober 2006) over een omstreden onderzoeker op het gebied van
chemische wapens. Hoewel deze Belg volgens Lubbers is veroordeeld wegens
laster, financiële malversaties en het knoeien met onderzoeksresultaten, wordt
hij keer op keer door de pers opgevoerd als deskundige.
Hoe is dat mogelijk? “Bij journalisten van kranten is het
misschien gedeeltelijk te verklaren uit luiheid,” schrijft Lubbers. “Of laten
we ‘t het Google-syndroom noemen. Als de eerste tien of twintig treffers van de
zoekmachine iemand een VN-adviseur noemen, hij de titel doctor of professor
draagt, en zijn bedrijf heet iets met ‘universiteit’ en ‘laboratorium’, en de
New York Times zegt het ook - dan zal het wel goed zitten. Soms gaat de
geschiedenis echter iets verder terug dan de digitale archieven op internet.”
Moddersmijten op Wikipedia
Ook het door vrijwilligers samengestelde Wikipedia wordt te
weinig gewantrouwd door journalisten. Dat de helft van deze
internetencyclopedie bestaat uit zelfpromotie van marginale kunstenaars en de
andere helft uit moddersmijterij naar aanleiding van persoonlijke vendetta’s, kan
journalisten met een deadline niet deren. Bovendien, Google geeft Wikipedia
vaak als eerste resultaat, dus complete onzin zal het wel niet zijn, toch? En
zo is de cirkel rond.
Vluchten van internet dan maar. Maar of dat helpt? De
buitenwereld is allang niet meer een natuurlijke leefomgeving, maar een
verlengstuk van het mediacircus. De wandelaar, op zoek naar een beetje rust,
wordt steeds vaker het slachtoffer van een bombardement aan nieuwtjes zonder
enige context of duiding. Het winkelende publiek in het Utrechtse Hoog Catharijne
wordt tijdens de wandeling vermaakt door enkele schermen, die hem op de hoogte
houden van de nieuwste Gordon-rel en de geschokte reactie van BN’er A. op
nieuwtje B.
Badr en Estelle
Zelfs in bedrijfskantines hangen schermen met instant nieuws,
dat uit niet meer bestaat dan een kop. Wie daaraan nog niet genoeg heeft, kan
op zijn smartphone lezen dat Badr en Estelle weer bij elkaar zijn en dat
sterretje C. zichzelf niet sexy vindt. O ja, er zijn ook weer een paar
Palestijnen doodgeschoten. Maar who cares? Want al dat menselijke leed is toch
maar een berichtje tussen de vele berichtjes, die je niet leest maar scrolt.
Zouden we niet kunnen stellen dat de dagelijkse parade van
beelden, geluiden en teksten elke poging tot oorspronkelijke gedachten en
contemplatie onderdrukt? Het is alsof de pr-mensen - want met journalistiek
heeft het weinig te maken - de hele tijd in je hoofd zitten.
“De hel, dat zijn
de anderen,” zei de filosoof Sartre. En voor één keer had hij gelijk.
Reacties
Een reactie posten